Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Ook zullen zij [26]mannen [27]uitscheiden, die gestadig door het land doorgaan, [en] doodgravers met de doorgangers, [om te begraven] degenen, die op den [28]aardbodem zijn overgelaten, om dien te reinigen; ten einde van zeven maanden zullen zij onderzoek doen. 26. Hebreeuws, mannen, of lieden der gestadigheid, of gedurigheid; dat is, die steeds rondom in het land trekken, om orde te stellen op de begraving van allen, die hier of daar mogen zijn overgebleven, na de algemene begrafenis der zeven maanden, gelijk volgt. 27. Want zij waren naar de wet onrein, die met doden te doen hadden; Num.19:11, enz. 28. Anders: die met de doorgangers begraven degenen, die op den aardbodem zijn overgelaten; verstaande dat zij ook den reizenden man daartoe mede zouden gebruiken, bij gelegenheid.